Door Ties Ittmann, Boswachter Publiek Staatsbosbeheer.
In de Reeuwijkse polders zijn afkalving en inspoeling hot items. Hierdoor gaan hectares aan land verloren. Om dit tegen te gaan wordt er hard gewerkt door Staatsbosbeheer aan gefaseerd oeverherstel in onder andere de polders Stein en Sluipwijk. Dit gaat op de ‘Sluipwijkse’ methode, die al vele eeuwen in het Plassengebied wordt toegepast. De terreingesteldheid en het weer bepalen het tempo.
De afkalving ontstaat door verschillende factoren: natte omstandigheden in met name de winters in combinatie met de vele aanwezige wintergasten zorgen voor een verlies aan samenhang in de vegetatie. Ook de invasieve Amerikaanse rivierkreeften maken de bodem weker door in de oevers te graven. Er zijn nog meer factoren van invloed, maar met name deze facetten in combinatie met een (extensieve) beweiding met vee zorgen voor instabiele oevers die makkelijk afkalven en instorten.
Maatregelen tegen afkalving
Om dit proces te keren kunnen we aan meerdere knoppen draaien, in sommige gevallen aan de waterknop. Met name in de winter als de grondwaterstanden van nature hoog zijn, temperen we de slootpeilen zodat de oevers minder week worden. Op die manier kan de natuurlijke vegetatie de samenhang van de oever in stand houden. Als er toch oevers afgeslagen zijn, herstellen we dat op een zo natuurlijk mogelijke manier met gebiedseigen materialen. We zorgen voor een basis in de vorm van een palenrij die afkalving van de oever tegen moet gaan. Deze palen zie je bijna niet omdat die net op de waterlijn worden aangebracht. Daarachter maken we bundels van minimaal 1 jaar bestorven takhout. Waar we vervolgens overheen vers slootschoonsel – dat vrij komt bij het uitmaaien van de slootkanten in andere delen van het gebied – aanbrengen. Vervolgens baggeren we er een klein laagje ‘specie’ uit de watergang ernaast overheen om e.e.a. op zijn plaats te houden. Dit geeft een stevige, natuurrijke basis voor een nieuwe begroeide oever. Hiermee creëer je weer goede schuilmogelijkheden voor o.a. vogels, insecten en amfibieën. Binnen een jaar zie je al veel resultaat van deze werkzaamheden.
Afzetten polderbosjes
Bij de ontginning van polders werd altijd een kade aangelegd om water uit de omgeving tegen te houden, zodat de ontgonnen polder ontwaterd kon worden en geen water van buitenaf binnen kreeg. Op deze hoger gelegen kades groeien vaak elzen, wilgen en andere bomen die goed tegen natte voeten kunnen. Een goed voorbeeld hiervan is het Kadekruis waar verschillende kades bij elkaar komen. De bomen langs deze kades en kleine polderbosjes worden regelmatig afgezet om de open structuur van het landschap te behouden. Dit hout verwerkt Staatsbosbeheer in de oevers Daardoor hoeven we het niet af te voeren en organiseren we een circulaire stroom; dat scheelt CO2 uitstoot.
Hand in hand met weidevogelbeheer
Bovendien past deze vorm van oeverherstel goed in het weidevogelbeheer. Door bomen af te zetten, is er minder ruimte voor predatoren. Deze weer je op deze manier zo veel mogelijk uit de terreinen. Zijn er toch buizerds, kiekendieven, kraaien en andere rovers actief in het open gebied, dan bieden de kruidenrijke oevers schuilmogelijkheden. Door met een uitgestelde maaidatum te werken (mid juni) en de oevers de eerste keer niet mee te maaien, worden de overlevingskansen van weidevogelpullen aanzienlijk vergroot. Bovendien zorgt het voor meer mozaïek, structuur en kruidenrijkdom die weer meer insecten aantrekken. Weidevogelkuikens hebben 10.000 insecten per dag nodig om te kunnen groeien. Een win-win-win!